Voortleven in kunst

P85 Voortleven in kunst – Sisca Lapré

BOEKFRAGMENT

Uit: Krijgsgevangenen in de Pacific-oorlog (1941-1945). E. van Witsen, Uitgeverij T. Wever, 1971.

“In Ban Pong stappen wij uit, we laden de bagage op onze rug, we zijn zo verslapt en verstijfd, dat velen niet meer over een muurtje van 40 cm hoogte kunnen stappen. Met zware bepakking en in de gloeiende hitte moeten we over een stoffige weg nog een ruim een half uur lopen naar een kamp, bestaande uit ruwe bamboe-krotten. Onderweg worden diegenen, die niet vlug genoeg voort kunnen door de Jappen met bamboes of met geweerkolven geslagen! Een niet gering aantal is dit alles te zwaar en uitgeput vallen zij neer en blijven liggen om naderhand op een truck geladen te worden en zo naar het kamp te worden gebracht. Na aankomst in het kamp registratie en in het kamp eindelijk weer een maaltijd, ditmaal sinds maanden een goede met vrij veel vlees en groente. We verlangen naar de nacht om eindelijk te kunnen slapen, maar we moeten weer aantreden, worden in groepen ingedeeld, terwijl ons bekend wordt gemaakt, dat we ’s nachts om 12 uur zullen moeten aantreden om de eerste etappe van de grote junglemars te moeten afleggen. Alleen de hoogst hoofdzakelijke bagage mogen we meenemen; de rest moeten we achterlaten, het zal ons later nagezonden worden (doch bereikt ons nooit).

Om 12 ’s nachts treden wij aan, na nog een maaltijd te hebben genuttigd. Zwaar beladen beginnen wij de junglemars; 225 km zullen wij moeten afleggen, alvorens ons doel, het junglekamp Takanun (km 218), waar wij de spoorbaan zullen moeten aanleggen, bereikt zal zijn. Gelukkig weten wij dat niet op het moment dat wij vertrekken.”