De dakpan vertelt

P51 De dakpan vertelt – Hans Dornseiffer

Boekfragment

Uit: Revolusi Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld. David van Reybrouck, Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam 2020. 

“Maar het ergste was het werk in de mijn zelf, in de diepste lagen van de ontginning, meer dan honderd meter onder de grond. Vóór het afdalen met de lift kreeg hij een carbidlamp. Er waren geen lucifers. Met tondeldozen, gedroogd mos en vuursteen moesten ze het ding aan de praat zien te krijgen. ‘Blazen, blazen, tot je een vlam had.’ Het werk was hiërarchisch georganiseerd. Bovenaan stonden Japanners, die het dynamiet mochten hanteren, daaronder Koreanen die dikwijls wrede opzichters waren, dan de krijgsgevangenen die wagentjes met steen moesten vullen en door lage, lange gangen moesten duwen. Oude ruimtes werden volgestouwd met puin om verzakking tegen te gaan. Iemand verloor twee vingers, een ander verbrijzelde zijn been, twee Australiërs werden geplet, een lift stortte naar beneden en doodde een paar Japanners. Het is een wonder dat Hans met zijn fragiele gezondheid het overleefd heeft. ‘Ik was verzwakt, ik wist dat ik het niet zou halen. Maar er waren lege schachten en ik zag hoe je er kon komen. Ik ging erheen en blies mijn carbidlamp uit.’ En daar, in het diepste duister, bleef hij zitten, urenlang wachten in doodse stilte tot het schafttijd was. Hij hoorde geritsel in het donker en wist dat het witte, blinde ratten waren die geen daglicht meer verdroegen. Hij hoorde aan het gedruppel dat er een ondergronds reservoir was waar witte, blinde vissen leefden. Schepselen uit een andere, stillere wereld. 

En misschien was dit wel het oerbeeld van de Japanse tijd: bang afwachten in het grote donker, bang afwachten tot het overging, terwijl de wanhoop van de plafonds drupte en je niet wist of je het zou halen.”