Mijn bevrijding

P75 Mijn bevrijding – Nora Valk

LEESFRAGMENT 

Door een lotgenoot, mr. D.A. Visker, die voor de oorlog radiotelegrafist was bij de Militaire Luchtmacht.

HET EERSTE ZEETRANSPORT

“Op 28 oktober 1942 vertrokken de duizend technici van Kapitein Valk per elektrische trein naar Tandjong Priok, de haven van Batavia, waar ze werden ingescheept op de oude boot Oyo Maru, een voormalige Engelse kolenboot, waarin men met behulp van planken in de ruimen ligplaatsen boven elkaar had gebouwd. We hadden het erbarmelijk; een vreselijke reis, onvoorstelbaar dicht opeengepakt en benauwd, totdat er dagelijks mensen flauwvielen. Het was een ononderbroken stroom van mensen, die een smalle ijzeren ladder moesten beklimmen om boven aan de rand van het schip hun behoeften te doen en tegelijk een hapje frisse lucht te nemen. Na een omweg via de kust van Borneo kwamen we op 1 november 1942 te Singapore aan. Daar stonden enige vrachtauto’s aan de kade die ons vervoerden naar het bekende Changi-kamp, waarin tienduizenden krijgsgevangenen van verschillende nationaliteiten waren ondergebracht. Op 30 november verliet de groep van Kapitein Valk het Changi-kamp.”

BOEKFRAGMENT

Uit: Een strijdbaar bestaan. Mieke Bouman en de Indonesische strafprocessen. E. Hoegen, 

Uitgeverij Unieboek – Het Spectrum bv, 2020.

HET TWEEDE ZEETRANSPORT

“Geallieerde krijgsgevangenen die bij hun internering hadden aangegeven over technische vaardigheden te beschikken, werden naar Japan gestuurd als dwangarbeiders voor de Japanse oorlogsindustrie. Zo ook Herman (samen met Paul Valk, red.), die in november 1942 werd ingescheept op het Japanse troepentransportschip Kamakura Maru. Het zou een afschuwelijke reis worden. De ongeveer duizend krijgsgevangenen konden zich nauwelijks bewegen in het overvolle ruim. Een groot deel leed aan dysenterie (buikloop) en de emmers die dienstdeden als wc’s liepen binnen de kortste keren over. De mannen hadden honger en dorst, en door ruimtegebrek ontstonden er vechtpartijtjes. Herman had nog het geluk (net als Paul Valk, red.) dat hij als vaandrig tot de officieren werd gerekend, die af en toe mochten luchten op het dek. Op een bitterkoude winterdag, zo’n tien dagen na het vertrek uit Singapore, ankerde het schip vervolgens buiten de haven van Nagasaki. De gevangenen werden in kleine groepjes per motorsloep aan land gebracht. Terwijl de ijzige wind door hun dunne tropenuniformen sneed, werden ze overvallen door een mengeling van wanhoop en nieuwsgierigheid. Hier stonden ze dan, in het thuisland van de vijand. Ze waren uitgeput en hongerig, en bedrukt over wat er komen zou, maar ook opgelucht dat ze de overtocht hadden overleefd en weer vaste grond onder de voet hadden.”